WIST JE DAT ?
WIST JE DAT de Koekoekstraat is vernoemd naar de koekoek.
De koekoek is een slanke vogel met spitse vleugels en een lange afgeronde staart. Met een lengte tussen 32 en 36 centimeter[3] is hij ongeveer zo groot als een houtduif. De koekoek is een zygodactyle vogel, waarbij twee tenen naar voren, en twee naar achteren wijzen. Door de spitse vleugels lijkt de vogel in de vlucht op een sperwer. Hij vliegt met gelijkmatige vleugelslagen waarbij de vleugels nauwelijks boven het lichaam worden geheven. De naar beneden gebogen snavel wordt hierbij naar voren gestrekt. De koekoek zit vaak op leidingen en masten waarbij de vleugels iets neerhangen en de staart iets wordt geheven. Daardoor lijkt de vogel gedrongen en kortpotig.
Volwassen mannetjes zijn op de rug, de buik en de kop gelijkmatig blauwgrijs zonder tekening. Aan de onderkant is de blauwgrijze borst scherp van de dungestreepte buik afgescheiden. De lange staart heeft een getrapte tekening, de staartveren hebben een dunne witte eindzoom. De iris en de snavelbasis zijn heldergeel, de rest van de snavel is donkergrijs.
Jonge dieren hebben gele poten. De iris is donkerbruin en de snavelbasis heldergeel, de rest van de snavel is hoorngrijs. Een jonge vogel kan worden herkend aan een witte vlek in de nek. De buik heeft dunne dwarsstrepen, ongeveer als een sperwer. Verder is de onvolwassen vogel leigrijs met hier en daar een roestbruine vlek. Het gehele verenkleed heeft dunne donkere dwarsstrepen. De kleine en grote dekveren hebben een dunne witte eindzoom.
Volwassen vrouwtjes komen in twee vormen voor. De grijze vorm lijkt sterk op het mannetje, maar heeft een meer roestbruine tot gelige kleur en dunne donkere dwarsstrepen op de borst. De bruine vorm is zeldzamer en is op rug en borst roestbruin. De veren hebben verder donkere dwarsstrepen. De staart lijkt op die van de jonge torenvalk en heeft een dunne witte eindzoom. De iris en snavelbasis zijn lichtbruin.
Zang
De koekoek roept zijn eigen naam, wat ongeveer klinkt als een hol aanhoudend "goe-koeh", waarbij het begin met iets meer nadruk en op iets hogere toon is. De roep wordt enkel door het mannetje geuit en is een echte territoriumroep, die van april tot in juli wordt geroepen vanaf een hoge zitplaats.
In de vlucht zingt de koekoek lager en ook het interval is dan kleiner. Zodra de vogel gaat zitten, zingt hij eerst een tijdje vals en corrigeert dan geleidelijk de toonhoogte van de hogere noot. De toonhoogte tussen de twee noten varieert tussen minder dan een kleine terts tot bijna een kwart.
Wanneer een mannetje een vrouwtje achtervolgt, laat hij een "hach hachhach" horen. Het vrouwtje laat heel zelden een trillerig geluid horen, dat klinkt als "srii srii". Jonge vogels bedelen zelfs nog tijdens de trek met een doordringend "psrieh".