‘De Belcrumpolder was een strop, is een strop en zal altijd wel een strop blijven.’ Een ferme uitspraak van raadslid Kooperberg in de raadsvergadering van juni 1923, waarin de plannen voor de Belcrumpolder op de agenda staan.
Breda is aan het begin van de twintigste eeuw niet veel groter dan de huidige stad binnen de singels, Naarstig wordt er gezocht naar uitbreidingsgebieden in de omliggende gemeenten Ginneken, Princenhage, Prinsenbeek en Teteringen. De aanleg van de spoorlijn zorgt namelijk voor groei van de industrie en bevolking en daar vraagt om ruimte voor fabrieken en woningen. De Belcrumpolder leent zich daar het best voor, dichtbij de stad, vlakbij het spoor en gelegen aan de Mark. De polder ligt echter op het grondgebied van de gemeente Teteringen, die gesteund door het Rijk, gebiedsovername in zowel 1869 als 1899 tegenhoudt.
De tijden, vooral economisch, veranderen en in 1918 koopt Breda voor 243.000 gulden van het Rijk, samen met de Staatsspoorwegen, een groot deel van Teteringse Belcrumpolder. De spoorwegen willen meer ruimte voor het spoorgebied en overslagmogelijkheden, de gemeente fabrieken en woningen en een haven. De Amsterdamse architect Joseph Cuijpers wordt gevraagd een plan te maken voor dit gebied. Hij presenteert in 1919 een eerste plan, Het Fabrieksplan, en in 1920 een verbeterde versie. De architect wil de polder volbouwen met fabrieken en daartussen kunnen woningen worden gebouwd. Niet de meest ideale woonomgeving gezien lawaai en stankoverlast. De raad vraagt om stevige aanpassingen in het plan, wat Cuijpers in 1922 doet besluiten de opdracht terug te geven.
De Bredase architect Willem Bouman heeftin 1919, op eigen initiatief, een alternatief plan ingediend bij de gemeente. Een gratis plan, daar waar de plannen van Cuijpers, zonder resultaat, al achtduizend gulden hebben gekost. De architect heeft niet enkel naar de Belcrumpolder gekeken, maar breder. In zijn uitgebreid plan voor de totale gemeente en omliggende gemeenten worden vergaande veranderingen voorgesteld. Het plan wil betere verbindingen met en in de stad, wegen en tramlijnen verleggen en het station meer naar het noorden verplaatsen. Vooral dat laatste kan ervoor zorgen dat de woningen en fabrieken in de Belcrumpolder dichterbij de stad komen te liggen. De gemeenteraad verwerpt echter het plan van Bouman omdat het plan erg ingrijpend is en wellicht veel geld gaat kosten.
In het voorjaar van 1923 wordt aan de directeur van Publieke Werken, Johannes Elich, gevraagd een nieuw plan te maken voor de Belcrumpolder. Hij maakt een opzet voor het gebied met de Speelhuislaan als hoofdader en zijstraten voor woningen. In het westen van de polder ruimte voor de fabrieken rondom de nieuw aan te leggen haven, de Belcrumhaven, gegraven in 1923. Het conceptplan van Elich wordt uitgebreid besproken in de raadsvergadering van juni 1923, doorgeschoven naar de vergadering van augustus van dat jaar. In die vergadering wordt het plan van Elich, negentien stemmen voor en twee stemmen tegen, aangenomen en een nieuw stadsdeel ‘tuindorp’ Belcrum kan worden gebouwd.
Honderd jaar geleden, 24 augustus 1923, kan worden gezien als de geboortedatum van de woonwijk Belcrum. Vandaag de dag kijkend naar de wijk heeft raadslid Kooperberg het niet goed gezien, Belcrum is een ‘rijke’ Bredase wijk, al is het alleen al vanwege de woz-waardes.
Bouwactiviteiten Polderstraat, Koekoekstraat, Paulus Potterplein. - Foto Erfgoed Breda.
Luc Goderie - Bronnen: Stadsarchief Breda. Raadsverslagen gemeente Breda. Boek ‘Breda groeit tegen de verdrukking in’, Nel Bartels, 1996.